Ploeteren in de avonduren: de winst van een Master Leren en Innoveren

Nieuwsgierig, leergierig en ontwikkelingsgericht, zo kun je beide dames wel noemen die onlangs een Master Leren en Innoveren (MLI) van de CHE, Driestar hogeschool en Viaa afrondden. ‘Als je de informatie gaat vergelijken met je eigen schoolvisie en situatie, zie je ineens zoveel meer.’

Hoewel Mariëlle van Beek (31) en Miriam Hoogerland (38) beiden het onderwijs als thuisbasis hebben, zijn hun loopbanen anders. Van Beek geeft al jaren les op de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht en is voorzitter van het onderwijsteam dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en uitvoering van onderwijsbeleid. 

Hoogerland deed veel ervaring op in het vmbo en werkt inmiddels bij de opleiding Helpende Zorg en Welzijn op het Hoornbeeck College in Goes. De dames troffen elkaar bij de masteropleiding en kijken in dit gesprek samen terug op de studie.

Het werk knelde en beiden dachten dat een studie een oplossing zou kunnen zijn. In de school van Van Beek veranderde de organisatiestructuur en werd ze medeverantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijsbeleid. 

Ze besefte: ‘Er gebeurt zoveel in een school, hoe kom ik aan handvatten om dit goed aan te pakken?’ Hoogerland bruiste vaak van ideeën, maar vond het moeilijk om daarin een team mee te krijgen. Toen de teams op het Hoornbeeck meer regie kregen, werd de vraag naar teamleren helemaal urgent. De positieve verhalen over de verbinding met de onderwijspraktijk deed Van Beek beslissen voor de MLI van de drie genoemde hogescholen. De persoonlijke benadering van de master trok Hoogerland over de streep.

Leren communiceren

‘Een kritisch onderzoekende houding’, noemen beide onderwijskundigen als de belangrijkste opbrengst van hun studie. Maar heb je daar dan twee jaar ploeteren in de avonduren voor nodig? Hoogerland: ‘In de inhoudelijke lijn kregen we eerste heel veel informatie over onderwijs.’ 

‘Het tuitte regelmatig in mijn hoofd’, vult Van Beek aan. ‘Maar die info moest je vergelijken met je eigen schoolvisie en situatie, en ineens zie je zoveel meer in je eigen onderwijs, en zo maak je de koppeling van theorie naar praktijk’, aldus Hoogerland. ‘En op deze manier’, stelt Van Beek, ‘leer je kritisch kijken naar je eigen onderwijs en onderwijsorganisatie en vraag je je af: waarom doen we de dingen zoals we ze doen, wat gaat er goed, waarom gaat het goed en wat kan er nog beter?’

Maar daarbij bleef het niet. In de persoonlijke leerlijn kijk je naar jezelf en hoe je leidinggeeft. Hoogerland: ‘Toen ontdekte ik dat als ik mijn eigen gedrag verander, ik invloed krijg op mijn team. Eerst moesten anderen veranderen, maar nu lag de bal bij mij.’ 

Wekelijks komt het Zeeuwse team nu bij elkaar en durven de collega's zich kwetsbaar op te stellen. ‘Als je je kwaliteiten en valkuilen durft te benoemen, dan kun je goed samenwerken en elkaar aanspreken.’ Van Beek ontdekte haar neiging om weinig ruimte in te nemen, maar ‘in mijn nieuwe functie werkt dat niet. Ik leerde communiceren met een team, hoe je kartrekker kunt zijn, hoe je omgaat met spetterend enthousiaste collega’s en mensen die de hakken in het zand zetten.’

Ontdekking

Al die nieuwe leerstof en ervaringen brachten ook keuzestress met zich mee. ‘Ik vind alles interessant, dus wat moest ik nu kiezen voor mijn afsluitende onderwijsinnovatie?’ vertelt de docent Zorg en Welzijn. Beide masterstudenten kozen voor een gezamenlijk vraagstuk van hun team. Een aantal Sliedrechtse collega's gaf aan onzeker te zijn over begrijpend lezen in de bovenbouw. Soms vinden kinderen het lastig, maar waar ligt dat dan aan? En vooral: hoe help je ze verder? Van Beek observeerde, ging in gesprek met leerlingen en collega’s en las van alles over begrijpend lezen. 

Ze ontdekte dat er alleen informatieve teksten werden gelezen en dat de oefeningen vrijwel allemaal hetzelfde waren. Dus ontwierp ze andere leesoefeningen met rijke teksten en een diversiteit aan verwerkingsvormen. Daarna begon het uitproberen. ‘Je loopt tegen van alles aan en je moet constant mensen meenemen en blijven verbeteren.’ Uiteindelijk kregen docenten het gevoel meer grip te hebben op de leesontwikkeling, en wat vooral belangrijk was: ‘De motivatie van leerlingen nam aanzienlijk toe.’

Het team in Goes ervaarde te veel uitval onder niveau 2-studenten. En dat niet alleen: ook verzuim en complexe problematiek komen veel voor. Tegelijk ziet de overheid er juist scherp op toe dat je als school er alles aan doet om deze studenten binnenboord te houden. Dus wat is een goede verbetering, vroeg het team zich af. 

Als onderwijsinnovatie besloot het team van Hoogerland tot een brede teamontwikkeling. ‘De school is doorgaans een veilige plek – soms zelfs de enige- met veel structuur, dus gaan wij als team om deze studenten heen staan.’ Wekelijks bespraken ze studenten, ze grepen direct in bij lesuitval en zagen zichtbare resultaten. Een staaltje collective efficacy van het team, glundert Hoogerland: het team voelde zich een stuk bekwamer met deze problematiek om te gaan.  

Leerpaden

Master gehaald en daarna weer over tot de orde van de dag? Daar zijn de dames het stellig mee oneens. Van Beek: ‘Die nieuwe kennis gebruik ik dagelijks in mijn rol binnen het onderwijsteam, maar ook in mijn lespraktijk. Ik ben meer gaan beseffen hoe ik lesgeef en wat voor effect dat heeft op leerlingen. Je hebt soms meer impact dan je zelf denkt. Ook denk ik kritischer na over methodische lessen of het effectiever of anders kan.’ 

Hoogerland kiest bewuster lesmateriaal uit met de overweging: ‘Wat is echt relevant en wat wil ik de studenten meegeven? Ik denk ook dieper na over het gedrag van studenten, over hun beweegredenen en hoe ik daar het beste mee om kan gaan. Ook is het belangrijk dat scholen de toegevoegde waarde van teacher leaders bewust inzetten.’ De Hoornbeeck-docent denkt nu actief mee over docentprofessionalisering in haar team en verbetert de doorlopende leerlijn van vo naar mbo.

Is een master een must voor elke ervaren docent? Dat vinden de dames al te stellig, hoewel ze ervaren dat het onderwijs dynamisch is. ‘Je kunt niet zeggen: ik ben bevoegd en dat is het’, stelt de Goese docent. 

Van Beek valt haar bij: ‘Professionaliseren is een must, maar dat kan op verschillende manieren.’ Ze denken meer aan passende leerpaden voor docenten met taken, zoals een taalcoördinator en een hoogbegaafdheidbegeleider. Tegelijk is het van belang de collega’s ruimte en vertrouwen te geven om over hun eigen onderwijsthema’s na te denken, want dat geeft groei en ontwikkeling. ‘Immers’, poneert Van Beek, ‘de kwaliteit van je team is de kwaliteit van het onderwijs.’

Dit artikel komt uit DRS Magazine.